Tijdens dit nieuwe concert van het Haarlems Klein Koor kunt u genieten van de prachtige muziek van de Totentanz van Hugo Distler (1908-1942) en de Musikalische Exequien van Heinrich Schütz (1585-1672). Aan dit bijzondere programma werken ook vocale solisten, instrumentalisten en enkele acteurs mee.
Het thema van de dodendans
De dood was in de late Middeleeuwen sterk in het bewustzijn van de mensen aanwezig. In die tijd ontstond waarschijnlijk het thema van de dodendans. Mensen van oud tot jong en van arm tot rijk dansen met de Dood. De Dood maakt geen onderscheid tussen rangen en standen. Om in de hemel te komen wordt ieder mens op zijn daden beoordeeld.
Dit beeld is terug te vinden in talloze westerse afbeeldingen, muziek en zelfs in films. In heel Europa zijn op kerkmuren dodendansen te vinden. In Haarlem bestaat een gevelsteen met de dodendans er op afgebeeld! Deze voor Nederland unieke steen dateert uit de eerste helft van de 17e eeuw en is na sloop in 2003 opnieuw ingemetseld in een nieuwbouwcomplex op de Lange Herenvest 34 bij de hoek met de Nieuwe Spaarnwouderstraat.
Uitgebreide achtergrondinformatie over het thema
De Totentanz van Distler
Bekende componisten als Camille Saint-Saëns (Danse Macabre) en Franz Liszt (Totentanz) hebben het thema van de dodendans uitgedrukt in hun composities. Hugo Distler (1908-1942) schreef zijn 'Totentanz' in 1934. Het stuk bestaat uit vierstemmige 'Spruchmotetten', afgewisseld met gesproken dialogen van de dood met een reeks personen, zoals de keizer, de bisschop, de landman, en het kind. De teksten van de dialogen zijn overgenomen van een beroemde serie afbeeldingen van de dodendans in de Marienkirche in Lübeck.
Distler en Schütz
De Totentanz van Distler is onderdeel van een bundeling 'a capella' motetten onder de naam Geistliche Chormusik opus 12. Distler verwees daarmee direct naar een werk van Heinrich Schütz (1585-1672) dat deze in 1648 uitbracht onder dezelfde titel. Distler was een groot bewonderaar van deze barokcomponist.
Schütz was een voorloper en wegbereider van Johann Sebastian Bach en wordt gerekend tot de belangrijkste componisten van de 17e eeuw. Eén van zijn levenstaken was het componeren van kerkmuziek en het in leven houden van de Lutherse traditie. Schütz ontmoette in Italië onder andere Gabrieli en Monteverdi. Hij vermengde de oude Nederlandse-Vlaamse stijl van het gedegen contrapunt met nieuwe muzikale ontwikkelingen van de Italiaanse barok, zoals de chromatiek, de monodie, solozang, basso continuo en schreef ook een eigen opera (Dafne).
Distler (1908-1942) zette zich, net als Schütz in zijn tijd, in voor de vernieuwing van de Lutherse kerkmuziek. Hij ging niet mee in de opkomst van de atonaliteit, maar zocht onder andere inspiratie bij de oude meesters uit de tijd van de Barok. Hij zocht naar nieuwe wegen om de liturgie en bijbelteksten uit te drukken in muziek. De muzikale middelen daarvoor vond hij terug in de muziek van Heinrich Schütz.
Musikalische Exequien
Het thema van de dood is ook nauw verbonden met de Musikalische Exequien (1636) van Heinrich Schütz, een werk voor 6-stemmig koor en 6 stemmig solo-koor met continuobegeleiding. Schütz componeerde dit muziekstuk voor de uitvaartmis van Prinz Heinrich Posthumus von Reuß, destijds de beschermheer van Schütz. Von Reuß had zijn eigen uitvaartceremonie tot in de puntjes uitgedacht. Zijn doodskist was van koper, waarin 24 bijbelteksten over het leven, de dood en het eeuwige leven gegraveerd stonden. Die teksten moest Schütz verwerken in zijn muziek. Daarmee werd dit muziekstuk een soort voorloper op het 'Deutsches Requiem', zoals we dat bijvoorbeeld terugvinden bij Brahms.
Koperen sarcofaag van Prinz Heinrich Posthumus von Reuß (Bron: http://www.heinrich-posthumus.de/aufstellung.htm)
De Musikalische Exequien van Schütz speelden eeuwen later weer een speciale rol aan het eind van het leven van Distler. Een ongelukkige jeugd en de voortdurende dreiging en censuur van het naziregime leidden er toe dat Distler zijn leven lang gekweld werd door angsten en depressieve gevoelens. Hij werd meerdere keren opgeroepen voor het leger en wist telkens vrijstelling te krijgen. Bij een nieuwe oproep in 1942 kon Distler de spanning niet meer aan. Hij pleegde zelfmoord, zonder te weten dat een dag later zijn vrijstelling bekend zou worden. In de periode vlak voor zijn dood was Distler in Berlijn net bezig met het instuderen van de Musikalische Exequien van Heinrich Schütz. Het werk werd vervolgens uitgevoerd op zijn eigen begrafenis.